Was de Slag van Turnhout een uiting van trouw aan de Kerk ? Het verhaal van Godfried Hermans, prelaat van Tongerlo en hoofdaalmoezenier van het patriottenleger.
227 jaar later op zaterdag 22 oktober 2016 in de Theobalduskapel te Turnhout
Historische duiding door Francis Stijnen, historicus en schepen :
Was de Slag van Turnhout een Kempense uiting van trouw aan de katholieke kerk ? Ging het om de verdediging van de plaats die religieuzen en het geloof innamen in de toenmalige samenleving ? Hoe belangrijk was de rol van de geestelijken in de Brabantse Omwenteling? Wie was Godfried Hermans, de prelaat van de abdij van Tongerlo en hoofdaalmoezenier van het patriottenleger? Wat weten we over spilfiguren in dit verhaal zoals kanunnik Van Eupen, eerste staatssecretaris van de Verenigde Belgische of Nederlandse Staten, kardinaal Franckenberg, aartsbisschop van Mechelen en de vele parochiepastoors die van op de kansel de strijdvaardigheid tegen Jozef II gestalte en inhoud gaven ? Stof genoeg dus om te grasduinen in de religieuze context waarin de Slag van Turnhout op 27 oktober 1789 kon plaats vinden. Toepasselijk om dat hier te doen, in deze Theobalduskapel, een deel van het religieus erfgoed dat een rol speelde in de legendes rond de Slag van Turnhout.
Ik ben geen kerkhistoricus en verre van een specialist in kerkgeschiedenis, al hebben figuren als deken Adams en priester Daens me steeds geboeid. Ik leerde het leven van paters en pastoors al van jongs af kennen tijdens de vele zomers die ik in mijn jeugd doorbracht op de pastorij van Meerhout-Gestel waar een norbertijn van Averbode pastoor was. Vandaag heb ik dankzij mijn vrouw een nonkel pater én een nonkel pastoor en ben ik beroepshalve actief in de schaduw van de abdij van Tongerlo. Kan het allemaal toeval zijn ? Maar dat geheel ter zijde. Ik zal vandaag in een kort tijdsbestek niet erg diep graven of u overladen met data en details. Het heeft me evenwel geboeid om enkele werken en bronnen te raadplegen over de Zuidelijke Nederlanden op het einde van de achttiende eeuw en meer in het bijzonder over de positie en de invloed van de katholieke kerk tijdens die periode. Enkele van mijn bevindingen wil ik graag met u delen.
Waar het vandaag de normaalste zaak is dat iedereen met een smartphone in zijn binnenzak of handtas rond loopt, was het in die tijd normaal dat op diezelfde plaats een paternoster of een kruisje stak. Waar televisie en computer vandaag een centrale plaats in ons leven innemen, was dat toen het geloof en het gebed. Wie angst had sloeg een kruisteken, wie wanhopig was ging Maria of de juiste heilige aanbidden in een kapelletje. Heiligen waren de BV’s van toen, waar iedereen wel een verhaal over kende. Echtelijke problemen en kleine zonden werden in de biecht aan de biechtvader toevertrouwd en nog niet via Facebook wereldwijd te grabbel gegooid. Muziek was religieus geïnspireerd. Kennis zat niet op het internet, maar in de kloosters en de kapittels. Wie trappist of Tongerlo zei, dacht niet in de eerste plaats aan bier. Het weer werd niet voorspeld door de weerman, maar door de heiligenspreuken: op 20 juli “Geen regen op Sint-Margriet, dan zes weken niet “ of op 25 oktober “Is Sint-Crispinus klaar, snel is de winter daar.”
We kunnen het ons vandaag niet meer voorstellen. Er was géén scheiding tussen Kerk en Staat. Er moest niet gerecruteerd worden in Afrika om parochiepriesters te vinden voor een stad als Turnhout. Pastoors, kapelanen, kanunniken, paters, nonnen, broeders en zusters, begijnentjes, religieuze broederschappen, je had ze overal, in dorpen en steden, in allerlei ordes, van arm tot rijk. Kerken en kloosters stonden niet leeg en zochten niet naar andere invullingen, ze waren een wezenlijk onderdeel van het maatschappelijk leven en hun rol ging zoveel verder dan enkel het religieuze. Processies, bedevaarten en misvieringen waren een deel van ieders bestaan. De Kempen en ook Turnhout waren op en top katholiek, in woord, in gedachten en in daden.
We kunnen daar een oordeel of een vooroordeel over hebben, ingegeven door wat wij nu weten of over hoe wij vandaag tegen de samenleving aankijken. De realiteit van de tweede helft van de achttiende eeuw was evenwel zoals ze was, en het was nooit anders geweest, “het ancien regime” weet je wel. Nu weten we dat men toen aan de vooravond van vele grote maatschappelijke veranderingen stond, voor de Kempenaar was evenwel alles nog “peis en vree”. Deze mindswitch moeten we even kunnen maken om te verstaan waarom de Brabantse Omwenteling kon plaatsvinden en in het zog daarvan de Slag van Turnhout.
Even opfrissen hoe het begon. Juist, met de hervormingen van keizer Jozef II, die in 1780 zijn moeder Maria-Theresia had opgevolgd en als een verlicht despoot regeerde over de Oostenrijkse Nederlanden.
De eersten die met de nieuwe politiek van Jozef II werden geconfronteerd waren de bisschoppen en de geestelijken. De keizer streefde naar een scheiding van Kerk en Staat, het Jozefisme. De geestelijken moesten zich beperken tot zuiver spirituele aangelegenheden en de zielenzorg. Hij was ook sterk gekant tegen het ultramontanisme. De invloed op en de afhankelijkheid van de paus van Rome bij de lokale kerk moest afgebouwd worden en onder het gezag komen van de vorst. Hij deed dit door, veelal weinig tactvol, vanuit Wenen een stroom van grote en kleine hervormingsdecreten naar de Nederlanden te sturen. Hij bekommerde zich ook weinig over ingewortelde overlegstructuren zoals de Raad van Brabant of de mening van de bisschoppen. Kritiek legde hij koud naast zich neer, en dat zou hem zuur opbreken.
Een greep uit de verordeningen tussen 1781 en 1789 die bij de katholieke Nederlanden in het verkeerde keelgat schoten. Het tolerantie-edict gaf in 1781 protestanten en grieks-orthodoxen dezelfde rechten als rooms-katholieken. In 1783 schafte Jozef II een reeks contemplatieve kloosterorden af, waardoor 163 instellingen werden opgeheven waaronder de priorij van Corsendonk. Kluizenaars moesten verdwijnen en de inmenging van buitenlandse ordeoversten in de kloosterorden in de Nederlanden werd verboden. In 1786 besliste Jozef II dat de kathedrale kapittels enkel nog toegankelijk waren voor clerici die minstens tien jaar actief waren in de zielenzorg, waar in de praktijk deze vooral bezet werden door hoger opgeleide priesters en theologen. In hetzelfde jaar plande de keizer de reorganisatie van de parochies. In Turnhout van twee, Sint-Pieter, de binnenkerk en Sint-Bavo, de buitenkerk in Oud-Turnhout, naar zes. Het sacrament van het huwelijk werd tot een burgerlijk contract verklaard. De vele godvruchtige broederschappen moesten versmolten worden tot één broederschap. Groepsbedevaarten werden verboden en nog slechts twee processies per jaar waren toegestaan, zonder heiligenbeelden of muziek. De keizer vond ook dat hij zich moest moeien met het aantal kaarsen op het altaar, de gezangen in de kerk, de kleding van de nonnen, en allerlei zaken tot in de kleine details die de gelovigen en zeker de geestelijken uit hun comfortzone haalden en in hun buidel tastten.
De eer om dicht bij het altaar begraven te worden werd in 1784 opgeheven. Niemand mocht nog in de kerk begraven worden en kerkhoven mochten niet langer in de kern van de steden en dorpen rondom de kerk liggen, maar moesten verplaatst worden naar een ommuurde site op het platteland.
Het verzet van de geestelijken nam toe en om dit in de kiem te smoren hervormde Jozef II de universiteit van Leuven, in het bijzonder de faculteit theologie. De keizer verving in 1786 de bisschoppelijke seminaries en religieuze vormingshuizen door één seminarie-generaal te Leuven dat volledig door de staat werd gecontroleerd. De hoogleraren moesten allen regeringsgezind zijn en anti-ultramontaan.
In plaats van het verzet in de kiem te smoren stak dit de lont in het kruidvat. Een vloed aan pamfletten bekritiseerde de kerkpolitiek van de keizer en eind 1786 braken er rellen uit, met een regelrechte opstand van de seminaristen. Maar zij stonden niet alleen, alle geledingen van de katholieke kerk in de Oostenrijkse Nederlanden kwamen tegen de keizerlijke hervormingen in opstand, van de aartsbisschop tot de dorpskapelaan. Laat ons even inzoomen op enkele belangrijke protagonisten die door hun houding de Brabantse Omwenteling en de overwinning tijdens de Slag van Turnhout mogelijk maakten.
Graaf Johannes Henricus von Franckenberg, kardinaal, geboren in 1726 in Silezië, het huidige Polen, en in 1759 door keizerin Maria-Theresia en paus Clemens XIII tot aartsbisschop van Mechelen benoemd. Als abt van Afflighem nam hij zitting in de Staten van Brabant. De Brabantse Omwenteling en de Slag van Turnhout hadden nooit kunnen plaats vinden moesten aartsbisschop Franckenberg en de meeste andere bisschoppen, zoals Nelis van Antwerpen, niet resoluut partij hebben gekozen tegen Jozef II. Na de oprichting van het seminarie-generaal verklaarde hij openlijk dat de leer van de professoren aangesteld door de keizer in strijd was met de katholieke beginselen. Ze waren een uiting van Jansenisme en op die manier schilderde hij Jozef II af als een ketter, een afvallige van de katholieke kerk, van God en diens vertegenwoordiger op aarde, de paus.
Franckenberg liet het ook niet na hierover herderlijke brieven naar de parochies te sturen, zeker omdat de keizer ondertussen de pastoors verplicht had om de keizerlijke verordeningen vanaf de kansel mede te delen aan de bevolking.
Graaf van Franckenberg stamde uit een Silezisch adellijk geslacht dat steeds trouw het Habsburgse huis had gediend. Hij studeerde theologie aan het Duits college te Rome en hij behaalde doctoraatsgraden in de filosofie, theologie en kerkelijk recht. Hij stond hoog aangeschreven bij keizerin Maria-Theresia en het hof in Wenen. Zijn verleden, zijn familieband met de nauwste medewerker van Maria-Theresia, zijn kennis en zijn positie gaven hem zeker de ruimte om kritiek uit te oefenen, gesteund door de nuntius en zo ook de paus in Rome.
Als aartsbisschop hechtte Frankenberg van bij de aanvang van zijn mandaat groot belang aan de pastorale taak van de bisschop en het contact met de parochies en de gelovigen in zijn aartsbisdom. Dit netwerk en de waardering die hij had opgebouwd maakten van hem een invloedrijk sleutelfiguur in het ultramontaans netwerk tegen Jozef II. Aanvankelijk was zijn protest nog voorzichtig, maar naarmate de tijd en de omvang van de maatregelen vorderden, werd hij radicaler zowel openlijk als via geheime steunbetuigingen die langs verscheidene tussenpersonen liepen. Toen in 1788 manu militari de seminaries van Mechelen en Antwerpen werden gesloten en ontruimd, met tientallen burgerlijke slachtoffers tot gevolg, was voor Franckenberg de maat vol. Zijn protest leverde hem onmiddellijk een veroordeling op en toen op 18 juni 1789 de Staten van Brabant bij elkaar kwamen nam hij als eerste het woord om de constitutionele hervormingen van de ketterse keizer af te wijzen. Aartsbisschop Franckenberg beoogde in zijn verzet niet zozeer een afscheiding van de Oostenrijkers, dan wel een herstel van de rol en de macht van de Kerk.
De Brabantse Omwenteling was een feit. Na de opeenvolgende militaire overwinningen ingezet met de Slag van Turnhout, en de triomfantelijke intocht op 18 december 1789 in Brussel, legden de afgevaardigden van de Staten- Generaal der Verenigde Nederlandse Staten de eed van trouw af in handen van aartsbisschop Franckenberg. Bisschop Nelis van Antwerpen schreef de akte van Unie van de nieuwe republiek en werd eerste voorzitter van het Soeverein Congres dat optrad als parlement van de nieuwe republiek.
Zo bleef de kerkelijke overheid verweven in de organisatie van de republiek en was er van scheiding tussen Kerk en Staat geen sprake meer. Alle kerkelijke hervormingen van Jozef II werden teruggeschroefd, zij het tijdelijk want nu weten we dat de Republiek geen lang leven beschoren was en de latere Franse overheersing de draad van Jozef II terug opnam. Kardinaal van Franckenberg zou in 1804 verbannen in Breda overlijden. Pas in 1922 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar Mechelen om er bijgezet te worden in de bisschoppelijke grafkelder van de Sint-Romboutskathedraal.
En dan was er kanunnik Van Eupen, door vele historici de échte leider van de Brabantse Omwenteling genoemd, dus niet Van der Noot of Vonck. Een beetje een type Bart De Wever, maar dan in de tijdsgeest van de achttiende eeuw. Petrus van Eupen werd in 1744 geboren in Antwerpen, studeerde theologie en filosofie aan de universiteit van Leuven, werd in 1766 priester en was professor aan het bisschoppelijk seminarie van Antwerpen. In 1775 werd hij kanunnik van het kapittel van de Onze Lieve Vrouwkathedraal van Antwerpen en een jaar later landdeken van Antwerpen. Bij de dood van de Antwerpse bisschop Wellens in 1784 zou Nelis hem opvolgen, maar was het Van Eupen die als vicaris tijdelijk het ambt waarnam en ook de lijkrede hield.
Van Eupen genoot de faam van een welsprekend redenaar. U merkt, ik heb niet gelogen als ik enige gelijkenissen bemerk met een Antwerps politicus. Niettegenstaande hij vloeiend Latijn en Frans sprak, preekte en schreef hij steeds in het Nederlands. Van Eupen was de bezieler van het intellectueel conservatief getinte verzet tegen keizer Jozef II. Als kanunnik was zijn kritiek niet alleen geïnspireerd op de verregaande inmenging van de keizer in het religieuze leven, maar ook door zijn bemoeienissen in de structuren en de machtsposities in de Zuidelijke Nederlanden. De regelrechte aanval op de kapittels en het inperken van de rol die de kerk en haar instellingen speelden in het economische en politieke leven, waren voor Van Eupen een doorn in het oog. Op en top Antwerpenaar was voor hem niet Wenen, maar Antwerpen en in uitbreiding de Zuidelijke Nederlanden, het centrum van de wereld en voelde hij een zekere verbondenheid met de Verenigde Provincies.
Als vicaris zat hij in een positie om niet alleen de lokale geestelijkheid te bewegen tot verzet, maar ook en vooral om in intellectuele middens figuren als Van der Noot, Vonck, Verlooy en Torfs te benaderen. Hij zocht financiële middelen, hanteerde propaganda via pamfletten of vlugschriften en nam contact in het buitenland om steun te vinden bij een georganiseerd verzet voor de onafhankelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden van Oostenrijk. Van Eupen stond daarbij als onverzoenlijke vijand van Frankrijk zeer afkerig tegenover de progressieve ideeën die in Frankrijk opgang maakten. Hij was een fervent voorstander van het herstel van “het oude regime, de eeuwenoude structuren”.
Van Eupen werd één van de leiders van het patriottisch Comité van Breda dat de militaire inval van het patriottenleger onder leiding van Van der Mersch voorbereidde. Hij was ook de vertrouwenspersoon van Hendrik Van der Noot. Na de overwinning bij de Slag van Turnhout bewerkstelligde hij de samenwerking tussen de Staten van Brabant en Vlaanderen en op 18 december 1789 was hij het, die samen met Hendrik Van der Noot, in een open rijtuig werd ingehaald als triomfantelijke leiders van de patriotten. Maar het was ook kanunnik Van Eupen die vanuit zijn conservatieve reflex de drijvende kracht vormde om de Vonckisten op zij te zetten, Vonck in de publieke opinie in een slecht daglicht te plaatsen en generaal Van der Mersch uit te rangeren. Voor meer details hierover verwijs ik naar mijn lezingen van de vorige twee jaren en de website van “De Slag van Turnhout”.
Op 11 januari 1790 werd Van Eupen de eerste staatssecretaris van de Verenigde Nederlandse Staten. Zijn pogingen om via Den Haag internationale steun te vinden faalden en ook Van Eupen, die door zijn vele toenaderingen met Nederland vaak als Orangist werd afgedaan, moest bij de restauratie van de Oostenrijkers vluchten naar Nederland. De Franse periode bracht Van Eupen niet in rustigere wateren en uiteindelijk zou ook hij zich definitief in Nederland moeten vestigen, meer bepaald in Jutfaas bij Utrecht waar hij nog enkele jaren als kapelaan dienst verrichtte en in 1804 overleed.
Als derde en laatste zou ik vandaag de figuur van prelaat Godfried Hermans willen belichten, abt van de abdij van Tongerlo. In tegenstelling tot Franckenberg en Van Eupen stond hij zeer dicht bij de patriotten, bij de Kempenaars die de strijd met de wapens streden. Franckenberg was van adel, zeer begaafd en uit Silezië, Van Eupen uit Antwerpen en intellectueel, Hermans was een Kempenzoon, een man van het hart en het gevoel, en een werker.
Om Hermans goed te kunnen plaatsen is het noodzakelijk even aan te geven wat het belang was van de abdij van Tongerlo op het einde van de achttiende eeuw. Dit belang reikte veel verder dan het religieuze leven van een kloostergemeenschap in bezinning en gebed. De abdij van Tongerlo beheerde 3500 ha grond en speelde decennia lang een actieve rol in de omvorming van heide en moeras tot bruikbare landbouwgrond. Ze bezaten boerderijen en landerijen zowel in de Zuiderkempen als in de Noorderkempen, tot over de huidige Nederlandse grens. De abdij voerde een beredeneerde landbouwpolitiek die niet alleen de abdij, maar ook de Kempense bevolking ten goede kwam.
Tongerlo was op het einde van de 18de eeuw de grootste en rijkste abdij van Brabant, met meer dan honderd hoeven, 118 kloosterlingen en een aanzienlijk inkomen aan tienden, in nature en in geld. De norbertijnen van Tongerlo verzorgden de dienst in 40 parochies en stonden zo dicht bij de bevolking. De abt van Tongerlo was lid van de Staten van Brabant en de abdij bezat een eigen drukkerij waarop propaganda gedrukt kon worden. Kortom de abt van Tongerlo kon niet alleen financieel veel betekenen voor de Brabantse Omwenteling, hij had de sleutel in handen om ook de bevolking mee te krijgen in de opstand en een patriottenleger op de been te krijgen.
Prelaat Godfried Hermans werd in 1725 als Jan Frans Hermans geboren in Vorst-Kempen als jongste uit een gezin van negen kinderen. Twee oudere broers waren al ingetreden in de abdij van Averbode. In 1742 studeerde hij dialectica aan de toen befaamde Latijnse school in Geel. Onder rector Vennekens en daarna ook de Mechelse rector Joannes Coorens had deze school uitstraling verworven in de Nederlanden. Studenten van heinde en verre kwamen de dialectica volgen als afsluiting van de humaniorastudies alvorens naar de universiteit van Leuven te trekken. Een opvallende voetnoot : Hermans studeerde er in 1741,Van den Bruel, de latere abt van Vlierbeek in 1754, Neefs, de latere abt van Sint-Bernaards, in 1758, Van Eupen in 1761 en Vonck studeerde er in 1762. Allen zouden ze nauw en van nabij betrokken zijn bij de Brabantse Omwenteling. Toeval ?
Hermans studeerde daarna twee jaar aan de universiteit in Leuven en trad in 1745 als twintigjarige in als norbertijn in Tongerlo. Zijn theologische vorming kreeg hij deels in Tongerlo en deels in Rome waar hij van zijn 23ste tot zijn 26ste beursstudent was. In 1752 werd Hermans als kapelaan door de abdij van Tongerlo uitgestuurd naar Alphen in Noord-Brabant waar hij tien jaar verbleef. Niet toevallig dat op 23 oktober 1789 het juist in de pastorie van Alphen was dat het patriottenleger van wapens werd voorzien. Wapens die wellicht via tussenkomst van Hermans door de abdij van Tongerlo werden betaald.
In 1762, Hermans was dan 37 jaar, werd hij provisor of rentmeester van de abdijgoederen in de heerlijkheid Essen-Kalmthout-Huijbergen, met landerijen en boerderijen aan beide zijden van de grens tussen de Nederlanden. Daar bouwde hij een sterke reputatie op, die er uiteindelijk in 1780 ook voor zorgde dat hij abt kon worden van Tongerlo, zonder er voordien langer dan een jaar verbleven te hebben. In Essen stond hij tussen de mensen, meer boer dan kloosterling. Vaak zelf met laarzen en in werkplunje maakte hij verwaarloosde hoeven terug leefbaar. Hij kocht of bouwde meer dan 30 hoeven en maakte ze allen rendabel met als grote trots de herenhoeve “De Greef” een voorbeeld voor de streek. Deze modelhoeve werd voor zijn tijd heel progressief gerund. Een soort Aveve-winkel avant la lettre waar kleine pachters terecht konden voor plant- of zaaigoed, kleinvee, landbouwwerktuigen, bakstenen en nog veel meer.
Hermans liet wegen opknappen en aanleggen, plantte bossen voor brandhout en verkoop, vormde heidegebieden om tot landbouwgrond. In 1779 was “De Greef” 126 ha groot en stelde 22 mensen te werk. Hij verbeterde zo niet alleen de financiële positie van de abdij, maar ook de levensomstandigheden van de gewone bevolking die hem op handen droeg. Niet toevallig is tot op vandaag het wapenschild van de gemeente Essen het wapenschild van prelaat Godfried Hermans. Hermans kende de streek als zijn broekzak, wat hem later van pas zou komen om de Oostenrijkers te ontlopen. Ook werd “De Greef” een uitgelezen plaats voor ontmoetingen tussen de leiders van de opstand en fungeerde de herenhoeve als contactpunt tussen de prelaat en de abdij, toen Hermans samen met de andere leden van het “comité van Breda” over de grens in de Verenigde Provinciën verbleef.
In 1780, op 55-jarige leeftijd, werd Godfried Hermans abt van Tongerlo, een functie die hij tot zijn overlijden in 1799, zij het in ballingschap, zou bekleden. Het bracht hem via de Staten van Brabant in contact met de andere belangrijke abten van Brabant, zoals de abt Neefs van Sint-Bernaards en met de leidende figuren van de opstand tegen Jozef II. Niet toevallig kwamen ook de progressieve oprichters van het geheime genootschap “Pro Aris et Focis”, voor Outer en Heerd, uit de kring van de Brusselse advocaten bij de Raad van Brabant. Jan Baptist Verlooy, die van Houtvenne was, Jan Jozef Torfs, zijn schoonbroer, maar ook Vonck had nauwe vriendschappelijke contacten met de abdij van Tongerlo en dus ook met prelaat Godfried Hermans. Torfs had Vonck opgevolgd als juridisch raadgever van de abdij van Tongerlo en probeerde zo ook de abt te winnen voor de strijd tegen Jozef II. De norbertijn Adriaan Heylen, vertrouwenspersoon van Hermans in Tongerlo was zelf lid van Pro Aris et Focis. Meer en meer raakten de banden van het verzet verweven met de abdij en met Hermans.
Hermans deelde de overtuiging van Vonck dat de soevereiniteit van de Zuidelijke Nederlanden moest bevochten worden met eigen wapens en met een uit het volk samengesteld leger. Alhoewel hij tussen het volk stond, wijst alles er op dat hij, net als de andere geestelijken, de hervormingen van Jozef II ongedaan wilde maken om zo de positie van de Kerk en de abdijen te herstellen om, in tegenstelling tot Vonck, de oude orde terug te brengen, omdat hij oprecht meende dat dit de Kempense bevolking ten goede zou komen.
Op 18 juni 1789, wanneer de Staten van Brabant worden afgeschaft vertrekt Hermans, uit angst om opgepakt te worden, naar zijn vertrouwde Noord-Brabant. Hermans is dan al 64 jaar. Hij werkt er mee met het Comité van Breda om de inval op de Oostenrijkse Nederlanden voor te bereiden. Prelaat-kolonel Hermans wordt hoofdalmoezenier van het patriottenleger. Via de norbertijnen van Tongerlo en Averbode wordenin de Kempense parochies rekruten geronseld. De abdijen en de abten versluizen aanzienlijke sommen om generaal Van der Mersch aan te trekken, wapens en uniformen te kopen en huurlingen te betalen. De persen van de abdijen en de vlijmscherpe pen van Heylen ruien het volk op tegen Jozef II en de Oostenrijkers.
Voor hij het goed en wel beseft staat de beminnelijke prelaat Godfried Hermans mee in het oog van de storm. Hij was zeker geen held of een druktemaker, zijn Kempense geaardheid deed hem eerder wat afwachten, terughoudend en rustig reageren en zeker niet als eerste op de barricades springen. Daarnaast genoot hij in Roosendaal, waar hij veel zakelijke contacten had, op zijn leeftijd wandelend met een stok en getroffen door reuma, graag van een lekkere maaltijd en een goed glas wijn. Hij was zeker niet de strijdende abt-kolonel zoals hij op zijn paard werd afgebeeld.
Op 24 oktober 1789 vallen de patriotten, met regimenten geronseld, bewapend en betaald door de abdij van Tongelo, de Oostenrijkse Nederlanden binnen en verslaan op 27 oktober in Turnhout het Oostenrijkse leger. Jozef II krijgt het bericht dat Van der Noot de onvoorwaardelijke steun heeft gekregen van twee fanatieke abten van Sint-Bernaards en van Tongerlo, dixit Hermans en Neefs, die bij hem zijn in Breda.
Het vervolg van het verhaal kennen we. De vreugde van de overwinning was van korte duur, ook voor prelaat Godfried Hermans en de abdij van Tongerlo. Bij de terugkeer van de Oostenrijkers moest Hermans weer over de grens naar Noord-Brabant vluchten. De represaille-maatregelen van de Oostenrijkers troffen de abdij zeer zwaar, na de financiële aderlating die de opstand al had gevergd. Stelselmatig wordt aan abt Hermans amnestie geweigerd, ook omdat hij uit angst als enig lid van de Staten van Brabant niet was verschenen bij de eedaflegging van de nieuwe keizer Leopold II. Hermans blijft in Roosendaal tot hij in 1793 dan toch amnestie krijgt. Hij keert nog kortstondig terug naar de abdij, waar bij die gelegenheid zijn statieportret wordt geschilderd.
Hermans voelde zich een mislukt en vernederd man. Niet alleen hadden zijn patriotten de strijd verloren en was de kortstondige onafhankelijkheid aan onderlinge tweespalt ten gronde gegaan, maar ook zijn abdij had hij financieel ten gronde gericht. De abdij van Tongerlo had reusachtige sommen uitgegeven aan leningen en de oprichting van het patriottenleger. Met de Franse invallen zocht hij terug de Noord-Brabantse pastorieën op, uit vrees om terug voor de kar gespannen te worden in de Boerenkrijg. Hij was door de Franse overheerser vogelvrij verklaard als vijand van de Revolutie. Op 18 juli 1899 sterft Hermans op 74-jarige leeftijd verborgen in een schuilplaats op de pastorie van Haaren bij ’s-Hertogenbosch. Een einde dat sterk lijkt op dat van Franckenberg en Van Eupen, maar ook op dat van Van der Mersch.
Ongetwijfeld had de Brabantse Omwenteling en de overwinning bij de Slag van Turnhout nooit plaats gevonden zonder de reactie van de geestelijken op de hervormingen van Jozef II, zonder de paters en pastoors die vanop de kansel het volk overtuigden van de goddelijke rechtvaardiging van de strijd, zonder het geld van de abdijen om de propaganda en het leger te betalen, zonder het netwerk dat onder de geestelijken bestond en dat kon aangesproken worden van de top tot de dorpspastoor, zonder de kunde en persoonlijkheid, het charisma en de uitstraling van enkele prominente geestelijken, zonder de alom aanwezige plaats die de Kerk innam in de samenleving op het einde van de achttiende eeuw, hier in onze streken.
Het was een uiting van trouw aan de katholieke kerk, aan de gevestigde waarden en tradities, maar ook een eerste pril ontluiken van zelfbewustzijn, van nationalisme, drang naar volkse zelfbeschikking en ontvoogding, naar democratie in een andere context dan vandaag. Voor het geloof wilde men ook toen vechten, of was het net als vandaag enkel een dekmantel ?
Prelaat Godfried Hermans verdient om zijn rol in de Brabantse Omwenteling, als Kempenaar, naast Generaal Van der Mersch misschien ook een straat in Turnhout ? Al was het maar om van de Slag van Turnhout meer te maken dan alleen een militaire gebeurtenis.
Francis Stijnen,
Turnhout, 22 oktober 2016
Geraadpleegde bronnen en literatuur :
DE CLERCK Jan, Jean-François Vonck, Juriste et chef démocrate de la Révolution Belgique, Brussel, 1992
DE JONGH G., Goederen en beheer van de abdij van Tongerlo in de achttiende eeuw, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1991
DE KOK Harry (red.), Turnhout den eersten troost der staten, Jaarboek van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen, Taxandria, Turnhout, 1989
DE KOK Harry en VAN AUTENBOER Eugeen (red.), Turnhout, groei van een stad, Turnhout, 1983
DE KOK Harry, De Slag van Turnhout, in Jaarboek van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen, Taxandria, Turnhout, 1989
DE MEY Noel, Pieter Jan Simon Van Eupen, 1744-1804, blogspot.be, 2013, bronnenmatriaal Zondagsvriend 24 januari 1932 en Oud-Antwerpse portrettengalerie
DE PUYDT J., Godfried Hermans, abt van Tongerlo, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1958
FRUTIER J., Petrus Johannes Simon van Eupen, in Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek, deel 6, 1924
FRUYTIER J., Johannes Henricus graaf van Franckenberg, in Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek, deel 8, 1930
JANS Paul, de Latijnse School van Geel, bijdrage aan KOGEKA-website over de geschiedenis van het onderwijs in Geel
KOOLS Dries, De sociaal-economische betekenis van de abdijhoeven en hun pachters in de heerlijkheid Essen-Kalmthout (17de-18de eeuw, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, www.ethesis.net
KOYEN M.H., Tongerlo door de eeuwen heen, Tongerlo, 1973
LAMPO Jan, De Verenigde Nederlandse Staten of de korte onafhankelijkheid van de Belgische Gewesten in 1789-1790, in blog over literatuur en geschiedenis van Antwerpen, Brabantse Omwenteling, publicatie op het internet
MIELANTS Eric, De publieke opinie ten tijde van de Brabantse Omwenteling, een comperatief onderzoek tussen Brabant en Vlaanderen, Leuven 1996
OCKELEY Jaak, Te Bekkerzeel begon de revolutie, Ascania tijdschrift, 1978
PERSOONS E. en VAN REYN G., Kapucijnen op prenten en tekeningen tijdens de Brabanse Omwenteling (1787-1792)
PIRENNE Henri, Les Etats Belgiques Unis in Histoire de Belgique, Louvain la Neuve, 1992
POLASKY Janet, Revolution in Brussels 1787-1793, Brussel, 1985
PUT Eddy, Onrust in de zielzorg, J.T.J Wellens, 17de bisschop van Antwerpen en zijn pastoraal beleid (1776-1784), Brussel, 1983
ROEGIERS Jan, Kerk en Staat in de Oostenrijkse Nederlanden, in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, 1983
ROEGIERS Jan, “Turnhout, den eersten troost der Staten …” in Jaarboek van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen, Taxandria, Turnhout, 1989
ROEGIERS Jan, De Brabantse Omwenteling in haar politieke, religieuze en culturele context, in Handelingen van het Coloquium over de Brabantse Omwenteling, Brussel, 1984
SMEYERS Jos en VAN DEN BROECK Jan, Jan Baptist Chrysostomus Verlooy, Verhandeling op d’onmacht der moederlyke tael in de Nederlanden, Den Haag, 1979
VAN DEN BERG K. , Een Geels Palmares uit de 18de eeuw, in Jaarboek van het Geels Geschiedkundig Genootschap, Geel, 1964
VANDEN BERGHE Yvan, Jacobijnen en Traditionalisten, de reacties van de Bruggelingen in de Revolutietijd (1780-1794), Leuven, 1972
VANDERMEERSCH Bernard, Comme il importe au bien de l’église et de l’état, l’opposition de l’épiscopat “belgique” au réformes ecclésiastiques de Joseph II, bibliothèque de la revue d’histoire ecclésiastique, Leuven, 2010
VAN DIJCK L.C., O. Praem., Abt Godfried Hermans van Tongerlo en de Brabantse Omwenteling, in Jaarboek van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen, Taxandria, Turnhout, 1989
VANHEMELRYCK Fernand (red.), Revolutie in Brabant, 1787-1793, Brussel, 1990
WEYNS N., Heylen Jan Frans, in Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel, 1977
Abdij Tongerlo, mijlpalen uit onze geschiedenis, www.tongerlo.org/abdij
Godfried Hermans, boer of abt in De Echo, 850 jaar Essen.
Prinsheerlijk, een erfgoedboek over het gebied de Merode, uitgave van e-boek en gedrukte versie door de VLM, Herentals,Westerlo, 2012
Petrus van Eupen uit Wikipedia, www.nl.wikipedia.org de vrije encyclopedie
Jan Frans Vonck uit Wikipedia, www.nl.wikipedia.org de vrije encyclopedie
Jan-Baptist Verlooy uit Wikipedia, www.nl.wikipedia.org de vrije encyclopedie