“De Brabantse Omwenteling, oude en nieuwe ideeën over rechtsgang en strafuitvoering. Goswin de Fierlant als vooruitstrevend jurist.”
Herdenking Slag van Turnhout 27 oktober 1789
228 jaar later op zaterdag 21 oktober 2017 in het kasteel van de Hertogen van Brabant, thans gerechtshof te Turnhout
Historische duiding door Francis Stijnen, historicus en schepen van de stad:
Vandaag herdenken we in het kasteel van de Hertogen van Brabant, thans gerechtshof, de Slag van Turnhout die op 27 oktober van het jaar 1789 plaats vond. De roemrijke overwinning tijdens de Brabantse Omwenteling van de onervaren Patriotten tegen het getrainde Oostenrijkse leger, hier in de straten van onze stad.
Bij de lezingen naar aanleiding van de herdenking in de drie voorbije jaren hebben we achtereenvolgens stil gestaan : bij de tegengestelde visies van de protagonisten Vonck, Van der Noot en keizer Jozef II; bij de figuur van generaal Vander Mersch; en vorig jaar bij de belangrijke rol van de kerk in die Brabantse Omwenteling, met Godfried Hermans, de prelaat van de abdij van Tongerlo als één van de spilfiguren.
Het tijdskader, dat een korte periode van onafhankelijkheid voor onze streken inluidde, blijft op vele vlakken boeiend, als een scharnierpunt tussen het zogenaamde Ancien Régime en de Moderne Tijden. Een andere insteek voor een vierde lezing was dan ook niet moeilijk te vinden.
Vandaag bevinden wij ons in het mooie waterslot van Turnhout. Hier zetelde en woonde in de achttiende eeuw de schout, de vertegenwoordiger van de heer, van de macht, op dat moment de keizer van Oostenrijk. Hij moest er voor zorgen dat diens ordonnanties en wetten uitgevoerd werden en het recht gerespecteerd. Vandaag de dag wordt hier ook recht gesproken in dit kasteel. Een ezelsbruggetje dat ons naadloos brengt naar de insteek voor de lezing van vandaag : “De Brabantse Omwenteling, oude en nieuwe ideeën over rechtsgang en strafuitvoering.”
Wié weet er dat de rechtsgang van vandaag in grote mate werd bepaald door de juridische theorieën van de Verlichting en van Jozef II ? Wie weet dat de familie de Fierlant in de achttiende eeuw op dit kasteel woonde ? Wie kent de betekenis en de vooruitstrevende ideeën van de Turnhoutse jurist Goswin de Fierlant ten tijde van de Slag van Turnhout ? Wie dit weet, kan nu rustig de ogen sluiten en een tukje doen of genieten van dit mooie kader.
Wie dit niet weet, neem ik graag mee terug in de tijd, naar het einde van de 18de eeuw, naar de botsing tussen oude gewoonten en nieuwe ideeën, de strijd tussen traditie en rede. Naar Goswin de Fierlant, verlicht maar ook gematigd jurist die zich niet mengde in de politieke conflicten.
Daarnaast kunnen we linken leggen met vandaag. Het gedachtegoed van keizer Jozef II over rechtspleging en de rechtsstaat, sluit meer aan bij onze huidige ideeën over fundamentele mensenrechten en een eerlijk proces, dan deze die in het Ancien Régime werden gehanteerd. Het was helaas ook tegen deze nieuwe rechten dat de leiders van onze conservatieve patriotten revolteerden.
Tijdens de Franse overheersing zou dit alles verder uitgerold worden, waardoor we de organisatie van de staat en de rechtsgang in België vaak toedichten aan Napoleon. De kiemen van de rechtsstaat, die wij nu als vanzelfsprekend beschouwen, werden evenwel reeds door de verlichte, lees innoverende, keizer Jozef II en zijn progressieve tijdsgenoten, in onze contreien gezaaid.
Ook vandaag is het moeilijk om elkaar te begrijpen als je gedachtegoed, je cultuur, godsdienst, tradities en verleden totaal anders is opgebouwd. Het is als leven in twee verschillende werelden op dezelfde planeet. We kijken vol afgrijzen naar beelden op YouTube, beelden van een dief wiens vingers één voor één worden afgehakt, in een al of niet beschaafd land waar het islamitisch recht wordt toegepast. Vandaag voor ons, terecht onaanvaardbaar. Maar was dat ook zo in ons christelijk Brabant op het einde van de achttiende eeuw ?
De arbitraire rechters, op lokaal vlak de weinig of niet juridisch gevormde schepenen, hadden een ruim arsenaal aan straffen waaruit ze konden putten. Het waren lijfstraffen, vrijheidsstraffen, schandestraffen, religieuze straffen en vermogensstraffen. Onder de lijfstraffen vielen de geseling, de verminking, het brandmerken en de doodstraf. De doodstraf kon worden uitgevoerd door opknoping, radbraken, onthoofding of verbranding.
De vrijheidstraffen waren vooral tijdelijke of definitieve verbanning uit de stad of het land. De veroordeelde werd uit de gemeenschap gestoten. Bij schandestraffen werd geraakt aan de eer van de veroordeelde wat kon inhouden dat hij half naakt geketend aan de schandpaal op het marktplein moest staan, kaalgeschoren werd of ontzet uit zijn ambt.
Onder religieuze straffen vielen de verplichte bedevaarten, waarbij naargelang de ernst van de straf, het bedevaartsoord verder weg lag. En tot slot had je de vermogensstraffen waarbij geldboetes werden opgelegd. Bij een groot deel van de arme bevolking was dat evenwel geen optie. Delicten gepleegd uit armoede gaven meer aanleiding tot lijfstraffen, schandestraffen of verbanning.
Vaak werd ook een combinatie van deze straffen opgelegd. Zo kon bijvoorbeeld iemand eerst gegeseld worden, dan gebrandmerkt en daarna verbannen. In het Ancien Regime, en vandaag nog steeds in de islamitische sharia, had men de gewoonte om met spiegelstraffen te werken. Zo werd bij dieven de hand afgehakt om later niet meer in staat te zijn om nog iets weg te nemen of bij godlasteraars de tong uitgerukt zodat ze geen heiligschennende woorden meer konden verkondigen.
De straffen waren vergeldend en afschrikkend. Ze stelden een voorbeeld en moesten niet alleen de veroordeelde ervan weerhouden om nog strafbare feiten te plegen, maar ook de gemeenschap. De bevolking kon zien wat er zou gebeuren als zij strafbare feiten pleegden. Niet voor niets stond de schandpaal op de markt en werden vonnissen publiek voltrokken.
Daarnaast waren de rechten van de verdediging quasi onbestaande. Wie niet bekende kon via de tortuur, de foltering, tot bekentenis worden gedwongen. Trok de beklaagde zijn bekentenis daarna terug in, dan kon een tweede reeks pijnigingen worden toegepast. De foltering moest in principe in verhouding staan tot de aard van het misdrijf waarvan de beschuldigde werd verdacht. Meerdere onschuldige verdachten overleefden de pijnbank niet of gingen tot bekentenis over.
De opsluiting in de gevangenis was er meestal in afwachting van het proces, voor of na de foltering of om de betaling van een boete af te dwingen. De tijd tussen de vaststelling van de feiten en de uitspraak na het proces was kort, mede door de beperkte procedurevoorschriften.
Ook in Turnhout werd in de tweede helft van de 18de eeuw recht gesproken volgens de eeuwenoude gewoonten. Gewoonten die van streek tot streek konden verschillen. De schepenbank behandelde het proces en stond ook in voor de strafuitvoering. En dat recht spreken ging zowel over burgerlijke zaken, zoals onderlinge zakelijke of vermogensgeschillen tussen twee partijen, het niet naleven van lokale reglementen of keizerlijke verordeningen, tot en met criminele feiten. Tegen de uitspraak van de schepenen in criminele zaken was geen beroep mogelijk.
Er was geen scheiding der machten. De schepenen spraken niet alleen recht, maar hadden ook allerlei bestuurstaken in de stad onder het toezicht van de schout. Ze werden jaarlijks gekozen of herverkozen en daarna benoemd door de hertog, de keizer of diens vertegenwoordiger. Ze vaardigden reglementen uit, legden taksen op, controleerden de uitvoering en registreerden transacties van gronden en goederen in de stad. De verordeningen werden na de zondagse hoogmis afgeroepen en geafficheerd aan de pui van het stadhuis. Turnhout telde 7 schepenen die bijgestaan werden door de stadssecretaris en ambtenaren. De stadssecretaris was meestal universitair geschoold en fungeerde als eerste raadgever van de schepenen in juridische kwesties. Dat komt me precies nog steeds bekend voor. Ook de schout speelde een belangrijke rol in de rechtspleging.
De schepenbank was oorspronkelijk een bank onder een boom. De documenten over de zaak die werd behandeld hing men aan de takken van de boom. Vandaar de uitdrukking ‘een zaak is hangende’. Maar dit geheel in de marge. Laat ons terug keren naar ons verhaal.
We hadden het over de schout, de schout verbleef, hier op het kasteel en vertegenwoordigde het centrale gezag in de stad en de vrijheid Turnhout. Dat centrale gezag was zowel de soevereine vorst, in die periode keizer Jozef II, als de lokale heer aan wie het Land van Turnhout was beleend, in die periode Graaf de Pestre.
De schout werd voor het leven benoemd, was van adellijke afkomst en kreeg zijn instructies van het centrale gezag van de Oostenrijkers in Brussel. De schout moest ook toezien op de naleving van de keizerlijke verordeningen en fungeerde als openbare aanklager voor de Turnhoutse schepenbank.
De schout was veelal juridisch gevormd en verdedigde de belangen van de heer en de keizer. U begrijpt dat, juist dat, van hem geen geliefd figuur maakte ten tijde van de oproer tegen Jozef II. De belangen van de stad en de bevolking strookten niet altijd met die van de keizer, zeker niet toen die zich als een keizer-koster ging bemoeien met het afschaffen van eeuwenoude tradities en religieuze gebruiken. Toch was de schout in de stad een vooraanstaand figuur, die bepalend kon zijn voor een goede verstandhouding tussen de stad en de hogere overheid.
Wie was de schout die in de tweede helft van de achttiende eeuw hier op het kasteel verbleef ? U hebt het geraden, of wie nog goed bij de les was, u kon het vermoeden of herinneren, het was een de Fierlant, Karel de Fierlant, de jongere broer van Goswin de Fierlant.
Ook de vader van Goswin en Karel was schout geweest in Turnhout, zijn grootvader raadsheer bij de Raad van Brabant en zijn overgrootvader kanselier van Brabant. De adellijke familie de Fierlant bekleedde meer dan twee eeuwen belangrijke posities, ook in de stad Turnhout. Ze waren afkomstig uit ’s Hertogenbosch. In de zeventiende eeuw weken een aantal afstammelingen uit naar de Zuidelijke Nederlanden, naar Brussel en naar Turnhout. Dit wellicht omdat de katholieke familie de Fierlant zich niet meer thuis voelde in het calvinistische noorden.
De familie de Fierlant bracht heel wat juristen, schouten en rentmeesters voort en verwierf aanzien zowel in Brussel als in Turnhout. Kanunnik Jansen schreef over de de Fierlants dat vier zedelijke eigenschappen bij de familie een grote rol speelden : kroostrijke gezinnen, liefdadigheid, godsdienstzin en trouw aan het vorstenhuis. Vanuit deze laatste ingesteldheid bekleedden ze vaak belangrijke ambten, zowel lokaal in Turnhout als in Brussel.
De vader van Goswin de Fierlant, Willem Antoon, was van 1732 tot 1758 hoofdschout van de stad en de heerlijkheid Turnhout. Hij en zijn familie woonden in dit kasteel. Meermaals kwam hij in conflict met de schepenen van de stad. Willem Antoon had vijf kinderen. Goswin, waarop we later terug komen, was de oudste. Zijn jongere broer Karel volgde zijn vader op als hoofdschout van Turnhout in 1758. Hij was de schout ten tijde van de Brabantse Omwenteling en bleef keizer Jozef II trouw.
Op 25 oktober, toen de patriotten onder leiding van Generaal Vander Mersch in Turnhout toe kwamen, werd hij gevangen genomen en in het stadhuis opgesloten. De dag na de Slag van Turnhout, 3 dagen later, werd hij terug vrij gelaten. Hij verliet de stad en trok naar Terheiden bij Breda waar hij in 1790 stierf.
Laat ons nu even inzoemen op Goswyn baron de Fierlant, die in 1735 in Turnhout, hier op het kasteel, geboren werd en in 1804 op 69-jarige leeftijd in Brussel zou overlijden. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Leuven en vestigde zich als advocaat in Brussel, waar hij bij de Raad van Brabant onder meer de Turnhoutse belangen verdedigde. In 1766 werd hij raad-pensionaris van de stad Brussel en twee jaar later secretaris en raadsheer van de Geheime Raad. Die raad van juristen had de opdracht om wetten op te stellen en de controle op de naleving te organiseren. In 1773 werd hij voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, het opperste gerechtshof in de Oostenrijkse Nederlanden, en later ook van de Raad van State.
Hij ontpopte zich tot een bekwaam jurist en schreef een aantal vooruitstrevende verhandelingen over de afschaffing van de tortuur, de oprichting van tuchthuizen en de hervorming van het strafrecht. Door zijn huwelijk met de dochter van de gevolmachtigde minister, graaf de Neny en met de steun van kanselier Kaunitz in Wenen, verhoogde nog zijn aanzien in Brussel en in Wenen.
Goswin de Fierlant was een voorstander van de vernieuwde ideeën over rechtsgang, rechtspraak en strafuitvoering, die de vooruitstrevende filosofen van de Verlichting en ook Jozef II verdedigden. Hij zou zich evenwel nooit met politiek inlaten en bleef zo uit het gewoel van de Brabantse Omwenteling, in tegenstelling tot collega’s juristen als Vonck, Van der Noot en Verlooy. Als voorzitter van de Grote Raad ontmoette Goswin de Fierlant op 20 juni 1781 keizer Jozef II in Mechelen tijdens diens bezoek aan de Nederlanden.
Na de reis door de Nederlanden gaf Jozef II zijn intentie te kennen om het gerecht in de Oostenrijkse Nederlanden te hervormen. De oude schepenbanken zouden als rechtbank verdwijnen. Een scheiding tussen rechterlijke en bestuurlijke macht kon zo worden doorgevoerd.
Iedereen moest een eerlijk proces krijgen, met recht op verdediging en beroep. Het strafrecht moest humaner worden, wat inhield dat folteringen en lijfstraffen zouden verdwijnen. Voor het eerst was er ook sprake van de oprichting van tuchthuizen, de voorlopers van de gevangenissen zoals we ze nu kennen. Tot slot wilde Jozef II ook een totaal andere gerechtelijke organisatie, efficiënter en professioneler.
In 1786 werd een “Reglement over de civiele rechtspleging voor de Oostenrijkse Nederlanden” afgekondigd en in 1787 schaften een aantal decreten de oude gerechtelijke organisatie af.
Er zou één éénvormig systeem komen van 63 rechtbanken van eerste aanleg, twee raden van beroep, één in Luxemburg en één in Brussel en één soevereine raad van justitie in Brussel. Goswin de Fierlant werd benoemd tot president van de Brusselse Raad van Beroep.
De Raden en Staten van de Oostenrijkse Nederlanden kwamen tegen deze, inhoudelijk goed bedoelde, maar veel te bruuske, gerechtelijke hervormingen van Jozef II in opstand. De Brabantse Omwenteling herstelde de oude gerechtelijke structuur en praktijken. Goswin de Fierlant werd terug president van de Grote Raad.
Bij de tweede Franse inval in 1794 vluchtte Goswin de Fierlant, die te sterk verbonden was met de Oostenrijkers, naar Wenen. In 1802 keerde hij terug naar Brussel en overleed er op 19 februari 1804 aan een beroerte.
Goswin de Fierlant was net als Jozef II een voorstander en verdediger van de ideeën van de Verlichting inzake rechtsgang en rechtspraak. Ideeën die in die periode nog op te veel verzet stootten, maar die in de Franse tijd en ook daarna werden doorgevoerd. Brabant, de zuidelijke Nederlanden, de leiders van de Omwenteling en ook onze Turnhoutse patriotten waren nog niet rijp voor scheiding der machten, voor professionalisering en herstructurering van het gerechtelijk apparaat. Laat staan voor een breuk met het gewoonterecht en de vervanging door legaliteit, vastgelegd in wetboeken gebaseerd op de rede en mensenrechten. Maar ook niet voor afschaffing van folteringen of lijfstraffen, de invoering van gevangenisstraffen met als doel heropvoeding van de delinquenten en de georganiseerde opvang van landlopers.
Deze nieuwe ideeën bij de Fierlant en bij Jozef II kwamen evenwel niet uit de lucht gevallen. De verlichtingsfilosofen als De Montesquieu, Voltaire en Beccaria aanvaardden niet langer het op traditie gestoelde strafrecht. Zij pleitten voor een rationalisatie en een humanisering volgens de principes van legaliteit, proportionaliteit en gelijke berechtiging. Kortom rechtsspraak volgens de basismensenrechten zoals we ze vandaag kennen. Vooral het strafrecht van het Ancien Regime werd op de korrel genomen omwille van de willekeur, disproporties tussen misdrijf en straf, de wreedheid van de lijfstraffen en het geheim van het proces.
In tegenstelling tot de verlichtingsfilosofen stond Goswin de Fierlant met zijn twee voeten in de juridische realiteit. Dit liet hem toe de theorie aan de praktijk te toetsen. Hij steunde onomwonden in zijn werken de afschaffing van de foltering als ondervragingsmethode. Voor hem moest een objectief en duidelijk omschreven strafprocesrecht uitgewerkt worden, om willekeur te voorkomen. Er moest een einde komen aan lokale en plattelandsrechtspraak door rechters die niet of onvoldoende juridisch geschoold waren. Iedereen had recht op een eerlijk en correct proces, gebaseerd op rede en redelijkheid.
De Fierlant was ook de mening toegedaan dat lijfstraffen moesten verdwijnen. Opsluiting in tuchthuizen en geldboetes moesten de overheersende strafvormen worden. Hij geloofde dat dwangarbeid en tucht kon leiden tot verbetering van de delinquent. Hij pleitte dan ook voor de oprichting van één tuchthuis per provincie. Vagebonden, bedelaars en landlopers hoorden daar volgens hem niet thuis, zij moesten elders opgevangen worden, in de voorlopers van de landloperskolonies. Met deze opvatting droeg de Fierlant bij tot het decriminaliseren van de bedelarij en de landloperij.
In tegenstelling tot Jozef II bleef de Fierlant altijd gematigd en bemiddelend in zijn pogingen om tot verandering te komen. Verder was hij ook niet radicaal progressief. Zo bleef voor hem de doodstraf noodzakelijk en konden eeuwenoude gewoontes deel uitmaken van het nieuwe recht. Wel stond respect voor de mens centraal in zijn denken. Hij was zeker geen man van de barricades, veeleer een ambtenaar die vanuit zijn ervaring via traktaten signalen uitzond om beleidsmakers aan te zetten tot meer menselijke rechtspraak.
En dit leidt mij tot de slotconclusie. Ongetwijfeld en vanuit ons tijdsperspectief bekeken had Jozef II het bij het rechte eind om de rechtsgang in onze gewesten op een andere leest te schoeien. Goswin de Fierlant heeft daar zeker een bijdrage in geleverd en de ideeën van de Verlichting bepalen tot op vandaag de basisprincipes van onze rechtsstaat. Jozef II en Goswin de Fierlant waren innovatief en voor op hun tijd, maar daardoor niet begrepen.
Voor onze Turnhoutse patriotten was dat ver boven hun petje. Zij zagen in Jozef II alleen de keizer-koster die als een olifant in een porseleinenwinkel te keer ging om oude tradities en waarden te vernietigen. Het zou nog tot na de Franse overheersing duren, vooraleer de moderne rechtsstaat en de huidige opbouw van het gerechtelijk apparaat ook in ons land werd geïntroduceerd. Goswin de Fierlant heeft het niet meer mee gemaakt.
Het was misschien de moeite om daar vandaag even bij stil te staan, bij de herdenking van de Slag van Turnhout, hier in het kasteel van de hertogen van Brabant waar Goswin de Fierlant het levenslicht zag en waar vandaag recht gesproken wordt volgens de basisprincipes van de Verlichting.
Vraag is wel of de rechtsgang vandaag ook nog innovatief is ? Onze rechtspraak is ondertussen ook al meer dan 200 jaar traditie, geëvolueerd tot trage ondoorzichtige procedures met geïnstitutionaliseerde organen, betwistbare strafuitvoering en steeds verder weg van de realiteit. Wie durft de rechtspraak en de rechtsgang van vandaag op een andere leest schoeien en vooruit zijn op zijn tijd zoals Jozef II en Goswin de Fierlant ? Maar dat is stof voor een totaal ander onderwerp dan de Slag van Turnhout, waar ik me als historicus en lokaal politicus niet aan waag.
Francis Stijnen,
Turnhout, 21 oktober 2017
Geraadpleegde bronnen :
BOSCH J.W., Aantekeningen over de algemene strekking van de Premières idées van Goswin de Fierlant, in Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, 1955
BOSCH J.W., Aantekeningen over Noord Nederlandse invloeden in het werk van Goswin de Fierlant, in Rechtskundig weekblad, nummer 15, Antwerpen, december 1952
DE KOK Harry en VAN AUTENBOER Eugeen (red.), Turnhout, groei van een stad, Turnhout, 1983
DE KOK Harry, De Slag van Turnhout, in Jaarboek van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen, Taxandria, Turnhout, 1989
FOUCAULT Michel, Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis, Groningen, 1989
GEUENS Kevin, De schepenen van de stad Turnhout, 1621 – 1676, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 2004
HUBERT Eugène, Un chapitre de l’histoire du droit criminel dans les Pays-Bas autrichiens au XVIII siècle, les mémoires de Goswin de Fierlant, Brussel, 1895
JANSSEN J.E., Een adellijk Noordbrabantsch-Turnhoutsch geslacht : familie de Fierlant in Taxandria, Turnhout, 1944-46
KOENE Marion, Mestreech Verleech? Of een spatje Voltaire en co ?, een onderzoek naar invloeden van de Verlichting op de praktijk van het laat 18de eeuws Maastrichts strafrecht, onuitgegeven scriptie, Maastricht, 2005.
LENDERS P., Het politiek personeel tijdens de overgang van het Ancien Régime naar het nieuw regiem in België (1780-1830), Kortrijk, 1993
MERTENS Dries, Criminaliteit in het land van Aalst in de 18de eeuw, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1999
MONBALLYU J., De rol van de wegever en de rechters bij de strafrechtbedeling volgens Goswin de Fierlant, in Tijdschrijft voor rechtsgeleerdheid, 2000
MONBALLYU J., De raad van Vlaanderen en de hervorming van het strafrecht (1756-1787), in Tijdschrijft voor rechtsgeleerdheid, 1996
NEFORS Patrick, Goswin de Fierlant en de problematiek van gevangeniswezen, landloperij en bedelarij, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1988
NEFORS Patrick, Goswin de Fierlant : portret van een gematigd hervormer, in Standen en Landen, 1991
QUINTENS Thomas, De humanisering van het strafrecht op het einde van de achttiende eeuw, onuitgegeven masterproef, Gent, 2011
STEVENS F., Goswinus Anna Maria Felix de Fierlant (1735-1804), een Turnhoutse bevoorrechte getuige van het einde van een tijdperk, in Taxandria jaarboek 1999, nieuwe reeks 71,Turnhout, 2000
VAN DEN AUWEELE Dirk, Goswin de Fierlant, in Gestalten uit het verleden, Leuven, 1993
VANDERPUTTE E, Administratieve en juridische organisatie, in Turnhout, groei van een stad, Turnhout, 1983
VANDEVOORDE Hugo, VERAGHTERT Karel, PRENEEL Louis, DELSAERDT Pierre, Bastille, Boerenkrijg en Tricolore, Davidsfonds, Leuven, 1989